Asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen, hebben meer kans om voor lange tijd in financiële problemen te komen, concludeert de Nationale ombudsman in een rapport. Ze hebben in een voor hen onbekend land te maken hebben met veel verschillende overheidsinstanties, waarvan de regelingen niet altijd goed op elkaar zijn afgestemd. Zo is de verhuizing van een asielzoekerscentrum naar een eigen huis een moeilijk moment. Er moeten dan meteen allerlei rekeningen worden betaald, maar de eerste huur- en zorgtoeslag komt pas acht weken later binnen. Begeleiders van deze groep, ook wel statushouders genoemd, zouden verder graag een vast aanspreekpunt bij uitvoeringsinstanties willen hebben om de financiën te regelen. Dat voorkomt dat ze langs elkaar heen werken. Zo vertelt een COA-medewerker in het rapport dat het een keer veel tijd kostte om een toeslag aan te vragen, omdat alle tachtig bewoners van een asielzoekerscentrum stonden ingeschreven op hetzelfde adres. Ze moest meerdere keren uitleggen dat de statushouder desondanks toch recht had op de toeslag. Statushouders lopen tegen dezelfde problemen op als andere sociale minima, maar er zijn volgens de ombudsman een aantal factoren waardoor ze het moeilijker hebben. Zo spreken ze bijvoorbeeld vaak de Nederlandse taal nog niet goed en dan is het helemaal lastig de weg te vinden in de regels rond bijvoorbeeld uitkeringen. Daarnaast hebben ze vaak geen sociaal netwerk om op terug te vallen. Volgens de Nationale ombudsman mist een laagdrempelig aanspreekpunt. Sommige vluchtelingen hebben veel geld moeten betalen om hun thuisland te ontvluchten, waardoor hun buffer weg is. En dat terwijl hun kosten in Nederland juist flink hoger kunnen zijn, bijvoorbeeld voor het reizen naar de inburgeringscursus, het vertalen van buitenlandse documenten of de gezinshereniging. In de opvang krijgt een alleenstaande statushouder 46,97 euro per week voor eten en drinken, een gezin met twee kinderen krijgt ongeveer 120 euro. Daar komt 12,95 euro per persoon voor overige uitgaven bij. Het bedrag is sinds 2011 niet meer aangepast. Volgens de ombudsman kunnen statushouders in de opvang hier net van rond komen. Een hoge telefoonrekening, vanwege het contact met familie in het thuisland, kan daardoor al tot grote problemen leiden. Veel werken is voor statushouders in de opvang ook geen oplossing, omdat ze maximaal 185 euro van hun verdiende geld mogen houden. Bovendien leidt het tot administratieve rompslomp en onzekerheid over het inkomen. Sinds begin dit jaar zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inburgering en participatie van statushouders, waaronder ook de financiële begeleiding. Zo moet de gemeente de eerste zes maanden onder meer de huur, elektriciteit en zorgverzekering vanuit de uitkering van de statushouder betalen, zodat die zichzelf kunnen richten op het opbouwen van hun nieuwe leven. Maar gemeentes zijn dan weer niet verantwoordelijk voor het regelen van de toeslagen. In de praktijk betekent het dat er daardoor soms niet genoeg geld is om alle kosten van een statushouder te dekken en gemeentes in het begin voorschieten. De statushouders die voor 2022 een verblijfsvergunning kregen, hebben geen recht op de zes maanden hulp. Deze groep van zo’n 45.000 mensen dreigt volgens de ombudsman tussen wal en schip te vallen, omdat gemeenten niet genoeg voor hen kunnen doen.
BinckBank krijgt boete van half miljoen omdat beleggers te veel risico liepen
Beleggersplatform BinckBank is door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beboet omdat het consumenten twee jaar lang niet genoeg toetste op kennis van beleggen. Daardoor konden klanten hun geld steken in…