Minister Dijkgraaf van Onderwijs is bereid te kijken naar de wens van de Tweede Kamer om iets te doen voor studenten met ouders die rondkomen van een middeninkomen. Hij gaat onderzoeken hoe meer studenten uit die groep in aanmerking kunnen komen voor een aanvullende beurs. De Tweede Kamer sprak vandaag over de herinvoering van de basisbeurs. Die moet vanaf 2023 het leenstelsel gaan vervangen. Het uitgangspunt is dat thuiswonende studenten een basisbeurs van 91 euro per maand krijgen, en uitwonende studenten 255 euro. Dat is een lening, maar die wordt kwijtgescholden als de student binnen tien jaar afstudeert. Voor studenten met ouders die weinig verdienen (tot ongeveer 53.000 euro per jaar) blijft de inkomensafhankelijke aanvullende beurs bestaan, staat in de plannen van de minister. De maximale aanvulling is nu 419 euro per maand, die dus boven op de basisbeurs komt. Maar de meeste Kamerleden vroegen aandacht voor ouders met een middeninkomen, die eigenlijk te weinig geld hebben om hun studerende kinderen te ondersteunen, maar niet in aanmerking komen voor de aanvullende beurs. De partijen zouden de inkomensgrens het liefst willen verhogen naar ongeveer 70.000 euro per jaar. “Ik ben zeer welwillend om iets meer te doen voor de middeninkomens”, zei Dijkgraaf. Hij is bereid te kijken naar het verhogen van de inkomensgrens en laat daarbij twee scenario’s doorrekenen. Allereerst is dat het voorstel van D66 en CDA om een bredere aanvullende beurs te betalen door de halvering van het collegegeld in het eerste studiejaar af te schaffen. Die halvering is ingevoerd bij de start van het leenstelsel om jongeren aan te sporen toch te gaan studeren, maar dat zou in het nieuwe stelsel met basisbeurs niet meer nodig zijn. Ook gaat de minister een variant onderzoeken waarbij het bedrag van de maximale aanvullende beurs iets omlaaggaat om die voor meer studenten bereikbaar te maken. Hij vindt dat verdedigbaar, omdat de laagste inkomens er in het nieuwe stelsel al het meest op vooruitgaan ten opzichte van het leenstelsel en zelfs ten opzichte van de oude basisbeurs. De meeste oppositiepartijen vinden dat er veel te weinig geld is uitgetrokken voor het nieuwe studiefinancieringssysteem. In het coalitieakkoord is er 1 miljard euro voor gereserveerd. Kan dat niet omhoog, wilden veel partijen weten. “Ik denk dat we er een heel eind mee kunnen komen”, zei Dijkgraaf. “We krijgen er een heel fatsoenlijk stelsel mee, dat heel dicht komt bij de verwachtingen. Het is een forse investering in het onderwijs. Ter vergelijking: het is evenveel als we totaal uitgeven aan cultuur in Nederland.” Kamerlid Frank Wassenberg van de Partij voor de Dieren wilde weten waar het miljard op gebaseerd is. “Is dat het aantal studenten, of iets anders? Waarom is het niet 2 miljard of een half miljard?” “Daar kan ik geen antwoord op geven”, reageerde de minister. “Dat is afgesproken in de coalitieonderhandelingen. Daar was ik niet bij.” Hij kreeg de steun van de coalitiepartijen, die net als hij vasthouden aan het afgesproken budget. De voorstellen voor de nieuwe studiefinanciering gaan binnenkort in internetconsultatie, zodat iedereen die dat wil kan reageren. Daarna stuurt Dijkgraaf het definitieve wetsvoorstel naar het parlement.
Meer immigranten naar Nederland, vooral door oorlog Oekraïne
Het afgelopen jaar zijn er meer migranten naar Nederland gekomen dan in 2021. In totaal kwamen er in 2022 zo’n 403.000 mensen naar Nederland, tegenover 298.000 het jaar ervoor. Daarmee…