Minder dan 600 inwoners telt Ouwerkerk, een van de dorpjes op Schouwen-Duiveland. Op de Ring, het centrale plein in het dorp, torent een boom uit boven de huizen. “Die is twee weken na de dichting van het laatste stroomgat geplant”, vertelt Jo Hage (85). Hij woont honderd meter verderop in zijn ouderlijk huis. “Het was toen een heel klein boompje. En nu, zeventig jaar later, is het een reuzenboom geworden.” In Ouwerkerk is de herinnering aan de Watersnoodramp nooit ver weg. Even buiten het dorp bevindt zich het Watersnoodmuseum, dat jaarlijks duizenden bezoekers informeert over het onheil dat zich hier zeventig jaar geleden afspeelde in de nacht van 31 januari op 1 februari. Ouwerkerk was in 1953 een van de zwaarst getroffen dorpen. Zestien procent van de bevolking liet het leven. Hage had het geluk dat hij in de Zuidstraat woonde, op het hoogste punt van Ouwerkerk. “De klokken gingen luiden”, herinnert hij zich. “En dat was vreemd, ‘s ochtends vroeg.” Buiten zag hij de ravage, veroorzaakt door het natuurgeweld. “Het was geen stilstaand water, het bulkte en golfde. Boerderijen waren kapot, er dreef van alles rond. Het ene huis na het andere stortte in. Brokstukken dreven tegen andere woningen aan.” De familie Hage zocht haar toevlucht tot de zolder. Uitgezonderd vader. “Die is nooit naar boven gegaan. Hij heeft hier tot pakweg zijn middel in het water gestaan. Maar wij mochten niet naar beneden. En dan zaten we bovenaan de trap te kijken: oh, het water staat nu tot aan de derde tree. En nu tot aan de vierde. Op een gegeven moment stond het stil en ging het weer zakken.” Hage was lid van de plaatselijke voetbalvereniging, SVOWK, ofwel SV Ouwerkerk. Een dorpsclub die ooit met minimale middelen was opgericht. “Het waren jongens die onderling speelden op een weiland van een boer. En dat is langzaam gegroeid. Maar trainingen hadden ze niet. Je vroeg ‘s avonds een bal aan de secretaris en je ging een balletje trappen. Competitie speelden we op het eiland. Tot aan de ramp ging je nooit van het eiland af om te voetballen.” SVOWK bleef in omvang beperkt, maar bekleedde een belangrijke sociale functie in de dorpsgemeenschap. “Het was een club vrienden onder elkaar. Een vereniging was als het ware een grote familie.” Prijzenkast bleef bewaard Het wassende water trof het kleine clubje hard. Zes spelers kwamen om het leven. En toch was Hage zich destijds niet zozeer bewust van de rampspoed die de club overkwam. “Elke familie had wel slachtoffers. Oma’s, opa’s, broers, zusters. Dus bij zo’n club stond je daar niet zo erg bij stil. Ik was toen ook lid van de muziekvereniging. En daarvan zijn er ook een heleboel omgekomen.” Ook materieel verloor SVOWK veel tijdens de ramp. “Er was echt niks meer. De administratie is weggespoeld, alles.” Alleen de prijzenkast bleef bewaard. “Die stond hier in het café, in de straat waar de huizen niet zijn weggespoeld. Het was het stamcafé van de voetbalvereniging. Daar hingen de weinige medailles of de bekertjes die gewonnen waren. De prijzenkast was heel beperkt.” Na het dichten van het dijkgat kwam het leven in Ouwerkerk weer op gang, dus ook het sportleven. En dat zonder faciliteiten. “Heel stom, maar je pakte je jas en die legde je neer. Een andere jas legde je zoveel meter verder. Dat was het doel waarin de keeper ging staan. En zo begon je weer.” Met de hulp van schenkingen konden Ouwerkerk en de club langzaam maar zeker weer wat opbouwen. Zo kwamen Ajax en Blauw Wit langs om een benefietwedstrijd in Ouwerkerk te spelen, ter gelegenheid van de opening van het nieuwe sportcomplex. Over het leed werd nauwelijks gesproken. Hage: “Het was: schouders eronder en we moeten verder. Niet zeuren, doorgaan. Want iedereen had zo zijn verdriet. Daar liep je niet mee te koop. Die ramp was er geweest, dat was erg en het werd verder doodgezwegen. Ik weet niet of dat een typisch Zeeuwse mentaliteit is. Het platteland heeft een andere bevolking dan de Randstad.” Wie anno 2023 rondloopt in Ouwerkerk zal zien dat er van het sportcomplex ‘t Eultje weinig meer over is. Het clubhuis, in de kleuren blauw en wit, staat er vervallen bij. Deuren en ramen zijn dichtgetimmerd. Wat eens een voetbalveld was, oogt nu als een weiland. De doelen staan er nog wel, maar de sportvereniging is enkele jaren geleden ter ziele gegaan. Er waren te weinig leden om de club draaiende te houden. De jeugd beoefent tegenwoordig een keur aan andere sporten en vindt het ook niet erg om die sporten buiten het eiland te beoefenen. Het gaat Hage aan het hart. “Ik vind het jammer. Het was toch een binding in het dorp. Ook toen ik niet meer speelde, ging ik voetbal kijken. Dan zag ik de jongens weer. Het was altijd gezellig. En dan na afloop een drankje in het café. Jammer, dat die kleine verenigingen er niet meer zijn.”
Watersnoodramp herdacht: ‘Getallen zeggen iets, verhalen zeggen alles’
Op verschillende plekken in Nederland wordt de Watersnoodramp, vandaag 70 jaar geleden, herdacht. Bij het Watersnoodmuseum in het Zeeuwse Ouwerkerk, waar ook het monument voor de 1836 omgekomen mensen staat,…