Wat mag een journalist die verslag doet van de oorlog in Oekraïne wel en niet? Dat is de vraag nu de Nederlander Robert Dulmers, voor zover bekend als eerste journalist sinds het begin van de oorlog, het land uit is gezet. Dulmers, die schrijft voor het Nederlands Dagblad, deelde gisteren op sociale media beelden van een raketaanval op Odessa. Even later ontving hij een bericht met een beschuldiging van spionage en vervolgens werd hij naar eigen zeggen met een pistool op zijn hoofd gericht meegenomen in een zwarte auto en de grens met Moldavië over gezet. Lees hier hoe de NOS omgaat met oorlogsbeelden op sociale media. De Oekraïense autoriteiten beroepen zich bij hun regels over wat er wel en niet van de oorlog mag worden vastgelegd op artikel 114 van hun wetboek van strafrecht. Daarin gaat het over spionage. Wie informatie over staatsgeheimen verstrekt aan derden riskeert daarvoor een straf. Nu het oorlog is, zien het Oekraïense ministerie van Defensie en inlichtingendienst SBU ook buitenlandse oorlogsverslaggeving als potentiële spionage. Want beelden van explosies, mogelijke doelen en militairen publiceren voordat officiële regeringskanalen dat doen speelt de vijand in de kaart, vinden zij. Volgens Thomas Bruning van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten zijn journalisten in een oorlogssituatie altijd gebonden aan bepaalde regels: “Wie werkt in oorlogsgebied moet zich houden aan de wetten die daar dan gelden en zorgen voor een geldige accreditatie. Maar we zien nu in Oekraïne dat vooral journalisten die via foto en video verslag doen van de strijd het lastig hebben. Uit militair oogpunt is het te begrijpen dat je niet alles in beeld mag brengen. Maar dat staat tegelijk op gespannen voet met de vrije nieuwsgaring.” NOS-verslaggever Wessel de Jong is net terug uit Oekraïne en ook hij kreeg daar te maken met beperkingen: “Na een aanval op een oliedepot in de buurt van Lviv richtten we daar een live-positie in, met in de achtergrond goed zichtbaar een grote donkere wolk. Totdat opeens de politie met piepende banden kwam aangescheurd. ‘No way dat jullie hier gaan filmen’, zeiden ze, ‘de informatie die jullie doorgeven kan ons het leven kosten.’ Daar hebben ze wel een punt, dit soort informatie is inderdaad van groot strategisch belang en oorlog is geen attractiepark.” Net als Robert Dulmers voordat hij Oekraïne moest verlaten werkt ook freelance-verslaggever en oud-NOS-correspondent Marcel van der Steen momenteel in Odessa, voor 1Vandaag en de Vlaamse omroep VRT: “Ik ben al een tijdje in Oekraïne en nu pas is me naar mijn accreditatie gevraagd. Om in het centrum van Odessa te kunnen filmen moest ik toestemming vragen, die ik ook heb gekregen. Bijna alles heb ik kunnen filmen, behalve objecten waarvan het ministerie van Defensie dat echt niet wil.” “De spionageregel maakt het werk wel ingewikkeld”, vindt Van der Steen. “Want wat nou als er recht voor mijn neus iets gebeurt: kan ik daar dan meteen verslag van doen via sociale media? Of moet ik eerst wachten op officiële bevestiging van het leger zelf? Ik hoop dat daar snel meer duidelijkheid over komt.” Die mening deelt het Institute for Mass Information in Oekraïne, een ngo die opkomt voor de persvrijheid. In een open brief, ondertekend door 72 journalisten, wordt ervoor gepleit om journalisten meteen na bijvoorbeeld een raketaanval hun werk te laten doen. Ook roept het IMI generaals op “om zich te beperken tot hun militaire taken en zich niet bezig te houden met het micromanagement rond cameraploegen”. Sinds een aantal weken voor het uitbreken van de oorlog is de NOS permanent aanwezig in Oekraïne. Na de Russische invasie eind februari reisde onze ploeg samen met duizenden Oekraïense vluchtelingen in een paar – soms behoorlijk spannende – dagen van hoofdstad Kiev naar het westen, om het werk voort te zetten vanuit de relatief veilige stad Lviv. Op dit moment verplaatsen we ons juist weer door het land: we zijn terug in Kiev, gaan naar de gebieden ten noorden van die stad, en naar zuidelijk gelegen plaatsen zoals havenstad Odessa. We bekijken van dag tot dag waar en hoe onze ploegen reportages kunnen maken, of live kunnen gaan voor gesprekken op radio, tv of online. Maar reizen door een land in oorlog is geen vanzelfsprekendheid. Nog los van het continu afwegen van de gevaren, mág je als journalist niet simpelweg in de auto stappen en van plaats naar plaats rijden. Overal zijn controleposten van het Oekraïense leger en vaak zijn er vergunningen nodig om te reizen. Dat geldt zeker voor locaties waar de spanning hoog is, zoals in het recent door de Russen verlaten Boetsja. Verslaggever David Jan Godfroid en zijn cameraman zijn er uiteindelijk in geslaagd daar maandag te arriveren. Overigens kunnen we natuurlijk nooit overal tegelijk zijn, dus maken we voor onze producties ook gebruik van beelden en informatie van grote persbureaus als Reuters en AP. Eenmaal ter plekke kan de pers zich ook niet altijd vrij bewegen. Onze verslaggevers weten dat ze geen militaire objecten, checkpoints of voertuigen mogen filmen zonder toestemming. Dit op straffe van arrestatie. De keren dat we tot nu toe ergens zonder toestemming probeerden te filmen, werden we overigens weggestuurd zonder verdere consequenties. Maar de gangbare werkwijze is om over zulke locaties afspraken te maken met lokale militairen. Die sturen dan iemand met de verslaggevers mee. De ervaring tot nu toe is dat er dan meestal weinig restricties meer zijn en we in beeld kunnen brengen wat we willen. Als die restricties er wel zijn, maken we per keer de afweging of het journalistiek toch verantwoord en nodig is om te gaan. Ook zijn we in zulke gevallen in onze berichtgeving transparant over de beperkingen.
Meer immigranten naar Nederland, vooral door oorlog Oekraïne
Het afgelopen jaar zijn er meer migranten naar Nederland gekomen dan in 2021. In totaal kwamen er in 2022 zo’n 403.000 mensen naar Nederland, tegenover 298.000 het jaar ervoor. Daarmee…